Randvoorwaarden : wijzigingen in 2014.

Het Agentschap voor Landbouw en Visserij wil de landbouwers informeren over enkele wijzigingen in de randvoorwaarden voor 2014. De aangepaste brochure over de randvoorwaarden (met alle geldende randvoorwaarden), alsook een checklist met alle controlepunten is raadpleegbaar op de website van het beleidsdomein Landbouw en Visserij.
Randvoorwaarden
De uitbetaling van de rechtstreekse steun (bedrijfstoeslag, rundveepremie, groenbedekking) en de agromilieumaatregelen zijn gekoppeld aan de naleving van voorwaarden op het vlak van leefmilieu, dier-, planten- en volksgezondheid, het dierenwelzijn en de normen voor het in een goede landbouw- en milieuconditie houden van de landbouwgronden. Deze voorwaarden zijn de randvoorwaarden.
In 2014 zijn er enkele wijzigingen met betrekking tot de erosieverplichtingen en de bufferstroken langs waterlopen. Voor de agromilieumaatregelen zijn er enkele nieuwe bijkomende minimumeisen. De vroegere verplichtingen in het kader van de grondwaterrichtlijn worden vanaf 2014 ongewijzigd opgenomen als norm voor het in goede landbouw– en milieuconditie houden van landbouwgronden.
Aanscherping van de verplichte erosiemaatregelen
Vanaf 2014 worden de maatregelen die de landbouwers moeten nemen om de bodem te beschermen tegen erosie verder aangescherpt. Dit zal gebeuren in meerdere fases tot en met 2018. Voor dit kalenderjaar zijn er bijkomende verplichtingen op percelen met een zeer hoge erosiegevoeligheid en voor bepaalde teelten zijn er nu ook verplichtingen op percelen met een hoge erosiegevoeligheid. De verplichtingen zijn afhankelijk van de teeltcategorie.
De erosiegevoeligheid van een perceel is opgedeeld in verschillende categorieën (zeer hoog/hoog/medium/laag) en staat voorgedrukt op de verzamelaanvraag. Vanaf 2014 kunnen landbouwers een aanvraag indienen om de erosiegevoeligheid van het betrokken perceel met één categorie te laten dalen. Dit is mogelijk indien landbouwers aan de hand van een bodemanalyse kunnen aantonen dat het koolstofgehalte minstens 1,7% bedraagt en de zuurtegraad (pH) in een optimale zone ligt.
Nog nieuw vanaf 2014 is dat voor percelen met een ‘zeer hoge’ en ‘hoge’ erosiegevoeligheid, waarop in het najaar van 2014 wintergranen of winterkoolzaad wordt ingezaaid (dus hoofdteelt 2015), de bodem maximaal 2 maanden onbedekt mag zijn voorafgaand aan de aanleg van het zaaibed voor de inzaai van deze gewassen.
Voor de teelten uit de groepen ‘fruit’, ‘sierplanten’, ‘zaad- en plantgoed’, ‘houtige gewassen’ en ‘overige gewassen’ uit de verzamelaanvraag geldt de nieuwe verplichting dat op percelen met een ‘zeer hoge’ erosiegevoeligheid, er minstens 80% gras of een andere waterdoorlatende bodembedekking (dus geen plastiek bijvoorbeeld) tussen de rijen aanwezig moet zijn.
Voor de ruggenteelt van aardappelen, chicorei, witloof en wortelen, voor groenten in openlucht (inclusief aardbeien) en voor maïs, geldt op percelen met een ‘zeer hoge’ erosiegevoeligheid dat slechts één keer om de drie jaar een dergelijke teelt is toegelaten, waarbij de twee andere jaren geen teelt mag worden ingezaaid die gemakkelijk aanleiding kan geven tot erosie. Concreet betekent dit dat wanneer in 2014 op een perceel met een ‘zeer hoge’ erosiegevoeligheid bijvoorbeeld maïs of aardappelen worden geteeld, in 2015 en 2016 enkel de volgende teelten zijn toegestaan op hetzelfde perceel: een teelt die het jaar rond voor een volledige bedekking zorgt, winter- en zomergranen, winterkoolzaad, vlas, maïs volgens mulchzaai of strip-till of een teelt met meer dan 80% waterdoorlatende bodembedekking (bv. gras) tussen de rijen.
Gewasbeschermingsmiddelenvrije zone langs waterlopen
Landbouwers moeten een gewasbeschermingsmiddelenvrije zone respecteren van één meter breed gemeten vanaf de bovenste rand van het talud van de bevaarbare waterlopen en de onbevaarbare waterlopen van eerste, tweede en derde categorie. Deze waterlopen staan voorgedrukt op de fotoplannen van de verzamelaanvraag. Dit is geen nieuwe verplichting, maar geldt vanaf 2014 wel als een randvoorwaarde.
Nieuwe bijkomende minimumeisen voor agromilieumaatregelen
Aan de uitbetaling van de agromilieumaatregelen (zoals bijvoorbeeld de beheerovereenkomst Water of de premie voor vlinderbloemige gewassen) zijn bijkomende minimumeisen gekoppeld, die niet van toepassing zijn voor de uitbetaling van de rechtstreekse steun. Deze bijkomende minimumeisen worden vanaf 2014 uitgebreid met enkele bijkomende controlepunten:
• Aardappelpootgoed mag slechts één keer om de vier jaar worden geteeld op hetzelfde perceel
• Lege verpakkingen van gewasbeschermingsmiddelen moeten worden gereinigd, apart opgeslagen en achteraf worden ingeleverd bij Phytofar – Recover
• Om met kennis van zaken ziekten en plagen te kunnen aanpakken, moet de landbouwer de nodige aandacht besteden aan het monitoren van ziekten en plagen. Om hieraan te voldoen, kan hij gebruik maken van visuele waarnemingen (bijvoorbeeld vangplaten, feromoonvallen, indicatorplanten, tellingen), klimatologische waarnemingen, waarschuwingsberichten van erkende diensten, staalnames of individuele begeleiding of perceelsopvolging door adviseurs of voorlichters. Bij een controle op deze bijkomende minimumeis zal de aandacht van de controleagenten in de eerste plaats gaan naar de twee belangrijkste teelten van de landbouwer.
Brochure randvoorwaarden en checklist (zie bijlagen)
De volledige brochure ‘randvoorwaarden’, met alle geldende beheerseisen en normen, is terug te vinden op www.vlaanderen.be/landbouw/randvoorwaarden (zie ook bijlage) Daar is eveneens een checklist (zie ook bijlage) terug te vinden met alle concrete controlepunten die onder de randvoorwaarden vallen. Niet–naleving van één of meerdere randvoorwaarden kan leiden tot een verminderde uitbetaling van de premies.

 

Bijlage(n) :
+ randvoorwaarden-checklist2014 (2).pdf