Verzamelaanvraag 2016 - Subsidiabiliteit, teeltcodes en agromilieumaatregelen.

Subsidiabiliteit, teeltcodes en agromilieumaatregelen

Met dit derde persbericht in de reeks over belangrijke aandachtspunten bij de verzamelaanvraag 2016, wil het Departement Landbouw en Visserij de aandacht vestigen op enkele belangrijke zaken die opgemerkt werden sinds de start van het nieuwe GLB.

 

Dit persbericht gaat dieper in op de subsidiabiliteit of steungerechtigdheid van landbouwpercelen en ook over wat niet in de percelen thuis hoort wegens niet subsidiabel of niet steungerechtigd, over enkele wijzigingen aan teeltcodes die zich opdrongen in vergelijking met 2015 en over een aantal inbreuken tegen verbintenisvoorwaarden van enkele agromilieumaatregelen die nog regelmatig vastgesteld worden.

 

Subsidiabiliteit

Vanaf 2015 kan de landbouwer niet meer zelf kiezen welke percelen gebruikt worden voor het activeren van de betalingsrechten. Elke oppervlakte subsidiabel landbouwareaal in gebruik op de uiterste indieningsdatum, 21 april, komt hier automatisch voor in aanmerking.

 

Een subsidiabele oppervlakte is ieder landbouwareaal van het bedrijf dat wordt gebruikt voor een landbouwactiviteit of beboste gebieden die vallen onder het ‘Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO)’.

 

Onder landbouwactiviteit wordt het volgende verstaan:

·        landbouwproducten voortbrengen, fokken of telen, inclusief het oogsten, het melken, het fokken van dieren en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden;

·        een landbouwareaal in een staat houden dat begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en –machines = braakliggend land met minimumactiviteit;

·        een minimumactiviteit verrichten op landbouwarealen die in een voor begrazing of teelt geschikte natuurlijke staat worden gehouden = natuurlijk grasland met minimumactiviteit.

 

Specifiek voor braakliggend land bestaat de minimumactiviteit uit elk van de volgende maatregelen:

·        het jaarlijks (voor 1 oktober) maaien, waarna het maaisel moet blijven liggen en;

·        het tegengaan van verbossing door houtopslag te beperken. Dit betekent dat verbossing door houtachtige gewassen die hoger zijn dan anderhalve meter, moet voorkomen worden door te maaien of door een andere geschikte beheersmaatregel toe te passen.

·        De verplichting om het maaisel te laten liggen, geldt niet wanneer de landbouwer aan de hand van een (gebruiks-) overeenkomst kan aantonen dat het afvoeren van het maaisel om ecologische redenen noodzakelijk is. Bovendien geldt op braakliggend land waarop vrijwillige maatregelen worden genomen om de biodiversiteitsvoordelen te vergroten, zoals de inzaai van wildebloemenzaadmengsels, dat dit slechts tweejaarlijks gemaaid moet worden.

 

De minimumactiviteit voor natuurlijk grasland bestaat uit één van de volgende maatregelen:

·        het jaarlijks (voor 1 oktober) maaien, waarna het maaisel wordt afgevoerd of;

·        het laten begrazen van de percelen door runderen, schapen, geiten of hertachtigen.

 

Hierop geldt een uitzondering voor beheerovereenkomsten waarbij een tweejaarlijkse maaiverplichting geldt in plaats van een jaarlijkse maaiverplichting.

 

Niet-subsidiabele percelen

In sommige gevallen worden percelen in gebruik op 21 april toch als niet subsidiabel beschouwd, ook al wordt er een subsidiabele teelt verbouwd of wordt er minimumactiviteit op uitgevoerd. In die gevallen moeten deze percelen als dusdanig aangegeven worden in de verzamelaanvraag. De volgende drie gevallen kunnen zich voordoen:

 

·        Percelen die meer dan 3 maanden van de campagne tijdelijk niet in landbouwgebruik zijn, moeten in de verzamelaanvraag aangegeven worden met de hoofdbestemming ‘I’ en de reden van niet-subsidiabiliteit ‘TIJD’. Een voorbeeld hiervan is de aanleg van nutsvoorzieningen, waardoor een perceel of een deel ervan meer dan 3 maanden uit landbouwgebruik is. Meer specifieke informatie over nutsvoorzieningen en de invloed op subsidiabiliteit is terug te vinden op http://www.vlaanderen.be/landbouw/verzamelaanvraag onder het thema ‘Perceelsaangifte’.

·        Percelen die in de loop van de campagne definitief uit landbouwgebruik gaan, bijvoorbeeld door onteigening, moeten met de reden ‘DEF’ aangeduid worden.

·        Wanneer het gebruiksrecht onduidelijk is en dit door middel van een gerechtelijke procedure in betwisting is, kan het perceel toch aangegeven worden met de hoofdbestemming ‘I’ en de reden ‘GER’.

 

In al deze gevallen moet ook een bewijs toegevoegd worden voor de ‘TIJD’, ‘DEF’ of ‘GER’.

 

Niet subsidiabele elementen in percelen

Weides met bomen zijn subsidiabel, tenzij het aantal bomen per hectare meer dan 100 bedraagt. Hierop geldt sinds 2015 enkel nog een uitzondering voor percelen met oogstbare fruitbomen. Voor onder andere boslandbouwsystemen of begraasde dijken geldt deze uitzondering niet meer! Het is dus belangrijk deze percelen met de juiste teeltcode aan te geven: ‘9823’ Weiland met niet-oogstbare bomen (> 100 bomen/ha) of ‘6’ Begraasde niet-landbouwgrond met overeenkomst.

 

Als de landbouwer niet-subsidiabele elementen in zijn perceel heeft, tekent hij deze best zelf uit het perceel op e-loket. Deze elementen worden immers ook verwijderd bij nazicht van de kwaliteit van de intekening van de landbouwpercelen door de administratie of na controle ter plaatse. In dat geval moeten deze elementen door de administratie uit de perceelsintekening verwijderd worden en bovendien ook uit de percelen van de 3 vorige campagnes. Dit zal niet enkel gevolgen hebben op het uitbetaalde bedrag, maar eveneens op de toegekende betalingsrechten van de landbouwer.

 

Voorbeelden van niet-subsidiabele elementen die uit het perceel getekend moeten worden omdat ze niet tot het bedrijfsareaal behoren: trage wegen (ook de onverharde), grachten van meer dan 2 meter breed, constructies van 25m² of meer, poelen van meer dan 10 are, bomengroepen van meer dan 30 are,…

 

In de fiche ‘subsidiabiliteit van landbouwareaal’ op http://www.vlaanderen.be/landbouw/verzamelaanvraag (zie bijlagen) kan een overzicht gevonden worden van wat wel of niet in de verzamelaanvraag, en dus in de perceelsintekening, hoort.

 

Nieuwe teeltcodes vanaf 2016

Haver wordt opgesplitst in winter- en zomerhaver met teeltcodes ‘341’ resp. ‘342’;

 

Graskruidenmengsel voor percelen met overeenkomsten waarbij een verschraling van het grasland het beoogde resultaat is, kan aangegeven worden onder teeltcode ‘63’.

 

Bloemenmengsel voor ecologisch aandachtsgebied (EAG) ‘braak’ wordt aangegeven onder de teeltcode ‘9832’. Daarnaast bestaat nog steeds de teeltcode ‘9831’ voor bloemenmengsels die niet als EAG braak worden toegevoegd. EAG braak kan immers niet na blijvend grasland.

 

Flageolets kunnen nu ook als aparte teeltcode ‘8412’ (industrie) en ‘9412’ (vers) aangegeven worden.

 

Daarnaast zijn er ook een aantal verduidelijkingen opgenomen in de omschrijvingen voor bonen en witloof.

 

Alle teeltcodes en omschrijvingen zijn terug te vinden in de tabellen over teeltcodes op http://www.vlaanderen.be/landbouw/verzamelaanvraag/tabellen (zie bijlage).

 

Combinatieteelten

Combinatieteelten moeten enkel aangegeven worden in het kader van gewasdiversificatie. Teelten zijn voor de vergroeningsvereiste gewasdiversificatie ingedeeld in gewasgroepen. Als dit er maximaal 4 verschillende zijn op een perceel, kan het nuttig zijn de betreffende teelten in te vullen als combinatieteelt op e-loket om te voldoen aan gewasdiversificatie. Indien het er meer zijn, de landbouwer vrijgesteld is voor gewasdiversificatie of de landbouwer reeds zonder combinatieteelten genoeg gewassen verbouwt om te voldoen aan gewasdiversificatie, is het voldoende de overwegend aanwezige teelt aan te geven als hoofdteelt.

 

Aandachtspunten voor agromilieumaatregelen

Landbouwers met een lopende verbintenis voor een agromilieumaatregel van het Departement van Landbouw en Visserij houden bij de aangifte van hun percelen in de verzamelaanvraag best rekening met onderstaande aandachtspunten. Het gaat om verbintenisvoorwaarden waartegen de voorbije jaren regelmatig inbreuken werden vastgesteld.

 

Wanneer mechanische onkruidbestrijding wordt aangevraagd op een perceel met een eenjarige teelt, mogen ook tijdens de voorteelt en de nateelt geen herbiciden en bodemontsmettingsmiddelen gebruikt worden, behalve indien de nateelt de hoofdteelt van het volgende jaar zou zijn.

Betalingsaanvragen ‘MOB’ kunnen na 31 mei niet meer omgewisseld worden tussen percelen. Het is dus belangrijk tijdig de juiste percelen aan te geven waarop mechanische onkruidbestrijding wordt toegepast.

 

Voor de teelt van vlinderbloemigen moeten de facturen en keuringsetiketten bijgehouden worden. Bij meerjarige teelten moet de vlinderbloemige duidelijk zichtbaar aanwezig blijven. Indien nodig kan door- of heringezaaid worden.

 

Voor verwarringstechniek in de fruitteelt moeten de percelen waarvoor subsidie aangevraagd wordt minstens 1 ha groot zijn of samen met andere percelen waarop ook subsidie voor verwarringstechniek ‘VER’ aangevraagd wordt, een blok van minstens 1 ha vormen. De dispensers moeten uiterlijk op 15 mei in voldoende aantallen opgehangen worden, ook al is er op dat moment nog maar weinig druk van fruitmotten.

 

Voor de maatregelen voor het behoud van lokale rundvee- en schapenrassen, moet de identificatie en registratie van de dieren altijd volledig in orde zijn. Ze moeten ook tijdig in- en uitgeschreven worden bij het stamboek.

 

Meer informatie en alle voorwaarden voor de verschillende maatregelen zijn de vinden in de fiches op de website http://www.vlaanderen.be/landbouw/agromilieumaatregelen

 

 

Bijlage(n) :
+ fiche_subsidiabiliteit_van_landbouwareaal16.pdf + tabel_teeltcodes_-_16032016.pdf + fiche_subsidiabilitie_landbouwareaal_-_nutsvoorzie