Aanvraag zoogkoeienpremie 2012.

Vanaf 15 juni 2012 kan de zoogkoeienpremie aangevraagd worden. De indieningsperiode voor de aanvraag loopt tot 30 september 2012. In dit persbericht wordt een overzicht gegeven van de aanvraagprocedure en de belangrijkste voorwaarden. Alle voorwaarden zijn ook na te lezen in de toelichting bij de premieaanvraag,  beschikbaar op de website.

Nieuwe aanvraagprocedure vanaf 2012
Vanaf 2012 moet de landbouwer in zijn aanvraag geen aantal zoogkoeien en vaarzen meer invullen. Er zullen geen dieren meer geselecteerd worden en weergegeven worden in het ontvangstbewijs. Het Agentschap voor Landbouw en Visserij zal na afloop van de aanhoudingsperiode bepalen hoeveel dieren in aanmerking komen voor uitbetaling van de premie.
Ook nieuw dit jaar is dat de aanvraag uitsluitend via het e-loket (www.landbouwvlaanderen.be ) ingediend kan worden. Het e-loket Landbouw en Visserij is 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 beschikbaar voor de landbouwers.
Om de aanvraag via het e-loket te kunnen indienen heeft de landbouwer volgende zaken nodig: een computer,  een internetverbinding,  een kaartlezer,  een geldige elektronische identiteitskaart (eID) en de pincode die bij de identiteitskaart hoort. Beschikt de landbouwer niet over dergelijke zaken of aarzelt hij om zijn aanvraag via het e-loket in te dienen,  dan zijn er nog een aantal andere mogelijkheden:
• De landbouwer kan een mandaat toekennen voor het indienen van zijn aanvraag via het e-loket. Dit mandaat kan toegekend worden aan een persoon (bv. echtgeno(o)t(e),  buur,  familielid,  …) of aan een organisatie (bv. veevoederfirma,  landbouwadviesbureau,  …). Het toekennen van een mandaat kan via het daarvoor voorziene formulier dat beschikbaar is in de buitendiensten van het agentschap en op het e-loket.
• Indien de landbouwer begeleiding wenst bij het indienen van de premieaanvraag kan hij contact opnemen met de infolijn van zijn buitendienst. De nummers van de infolijn zijn terug te vinden op de contactpagina van het e-loket. De medewerkers van de infolijn begeleiden de landbouwer telefonisch bij het invullen van zijn/haar aanvraag.
• De landbouwer kan ook op de buitendienst terecht tijdens de bezoekuren om ter plaatse zijn aanvraag in te dienen. De medewerkers van de buitendienst helpen de landbouwer hier graag bij verder. De landbouwer moet in dit geval zeker zijn/haar eID en bijhorende pincode meenemen naar de buitendienst.
Op de helppagina van het e-loket wordt per stap uitgelegd hoe de aanvraag ingediend moet worden. Uitgebreide informatie over het indienen van de aanvraag en over de voorwaarden voor de premieaanvraag,  is terug te vinden:
• Op de website van Landbouw en Visserij
• In de toelichting bij de premieaanvraag voor zoogkoeien 2012
Landbouwers die over premierechten voor zoogkoeien beschikken,  werden begin juni per mail of per brief op de hoogte gebracht van de nieuwe aanvraag procedure en de start van de indieningsperiode op 15 juni.

Welke gegevens moeten nog ingevuld worden in de premieaanvraag?
Verzamelaanvraag en aanhoudingsplaats van de dieren
De landbouwers zijn verplicht om alle landbouwgronden die ze gebruiken aan te geven via de verzamelaanvraag. De dieren mogen in principe enkel worden gehouden op weiden die de landbouwer zelf in zijn verzamelaanvraag heeft aangegeven. Een uitzondering kan worden toegestaan voor weiden die in het kader van inscharing in gebruik genomen zijn. De locatie van deze bijkomende weiden moet worden vermeld in de aanvraag.

Werkelijk melkrendement (enkel voor melkveehouders)
De landbouwers met een melkquotum moeten eerst over voldoende melkkoeien beschikken vooraleer ze in aanmerking kunnen komen voor de zoogkoeienpremie.
De referentiehoeveelheid melk die bij de berekening van het minimaal aantal aan te houden melkkoeien wordt gehanteerd,  is het melkquotum (leveringen en/of rechtstreekse verkopen) dat aan de landbouwer is toegekend op 31 maart. Evenwel,  voor landbouwers die met ingang van 1 april hun melkquotum geheel of gedeeltelijk vrijgegeven hebben via het quotumfonds of overdragen hebben aan andere landbouwers,  respectievelijk overgenomen hebben van het quotumfonds of van andere landbouwers,  wordt het nieuwe melkquotum op 1 april als referentie genomen.
Voor landbouwers die niet deelnemen aan de melkcontrole van de VRV wordt een theoretisch melkrendement van 6719 liter (6920 kg) in rekening gebracht.
De landbouwer,  die wenst dat voor de bepaling van de aan te houden melkkoeien rekening wordt gehouden met het gemiddelde werkelijke melkrendement,  zoals vastgesteld bij de officiële melkcontrole van zijn melkveestapel ('MPR' of 'MelkProductieRegistratie' genoemd),  moet dit werkelijke melkrendement in zijn aanvraag vermelden.
Het MPR JAAROVERZICHT kan toegevoegd worden bij de aanvraag op het e-loket. Op die manier is het document elektronisch ingediend en wordt het ook op het e-loket bij de ingediende aanvraag bewaard. Indien het document niet bij de aanvraag opgeladen wordt,  kan het ook per post of per fax aan de buitendienst bezorgd worden.
Voor landbouwers die pas tijdens het laatste jaar gestart zijn met de melkcontrole en dus nog niet over een volledige jaaruitslag beschikken of voor landbouwers die zeer recent een belangrijke hoeveelheid melkquotum hebben bijgekocht,  kan ter uitzondering een gedeeltelijke uitslag van de melkcontrole worden aanvaard,  op voorwaarde dat die gedeeltelijke uitslag minimaal 6 controles of een periode van 6 maanden omvat. In dit geval moeten alle MPR-uitslagen van de laatste 6 controles of laatste 6 maanden aan de aanvraag worden toegevoegd. Het “Rollend Jaargemiddelde (per koe)” van de meest recente MPR-uitslag kan dan als werkelijk melkrendement worden aanvaard.

Wat na de elektronische aanvraag?
Kort na de indiening van de aanvraag zal de landbouwer een ontvangstbewijs krijgen met daarop de aanhoudingsperiode vermeld en eventueel het aantal koeien noodzakelijk voor de productie van het melkquotum. Na afloop van de aanhoudingsperiode zal het agentschap bepalen hoeveel dieren aan alle voorwaarden voor de premie hebben voldaan.
De sleutelvoorwaarde van de procedure is de informatie van de runderen in Sanitel. Het is dan ook van cruciaal belang dat de premieaanvragers hun Sanitel-verplichtingen strikt naleven,  in het bijzonder het CORRECT en TIJDIG melden van alle wijzigingen binnen de veestapel (geboortes,  aankopen,  verkopen,  sterfte, …).
Indien wordt vastgesteld dat,  al dan niet opzettelijk,  foutieve of laattijdige informatie aan Sanitel wordt gemeld,  dan kan de premietoekenning via dit aanvraagsysteem niet worden gegarandeerd en zullen bij vaststelling sancties worden toegepast. Een meer gedetailleerde beschrijving van de aanvraagprocedure voor de zoogkoeienpremie is weergegeven in een toelichtingsnota. Ook bij de medewerkers van de provinciale buitendiensten van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer kan men steeds met specifieke vragen of voor meer informatie terecht.

Premievoorwaarden
De premievoorwaarden zijn dezelfde gebleven ten opzichte van vorig jaar. De belangrijkste voorwaarden worden hier opgesomd. Voor een volledig overzicht van de premievoorwaarden en overige verplichtingen wordt naar de toelichting bij de premieaanvraag verwezen.

Aanhoudingsperiode en verhouding zoogkoeien/vaarzen
De landbouwer moet op datum van indiening van de premieaanvraag minstens het aantal zoogkoeien en vaarzen waarvoor hij premie wenst te ontvangen,  op het bedrijf aanwezig hebben. Dit aantal moet de landbouwer aanhouden op zijn bedrijf gedurende een periode van minstens 6 maanden vanaf de dag volgend op de dag van de indiening van de aanvraag. Het percentage aan te houden zoogkoeien moet steeds ten minste 60% bedragen van het totaal aantal runderen. Er kunnen dus maximaal 40% vaarzen voor de premie in aanmerking komen.
Tijdens de aanhoudingsperiode is het toegestaan om zoogkoeien en vaarzen die het bedrijf verlaten,  te vervangen. De landbouwers moeten er bij deze vervangingen op toezien dat ze steeds aan het minimumpercentage van 60% zoogkoeien blijven voldoen. Iedere vervanging moet binnen de 20 dagen volgend op het vertrek worden uitgevoerd en vóór het einde van de aanhoudingsperiode.
In de tabel achteraan de toelichting wordt weergegeven wat het minimum aantal zoogkoeien en maximum aantal vaarzen is voor een bepaald aantal runderen. Deze tabel is ook te raadplegen op de website.
 

Aanhoudingsperiode melkkoeien


Tijdens de volledige aanhoudingsperiode van 6 maanden moeten steeds voldoende melkkoeien worden gehouden. Dit minimum aantal melkkoeien zal vermeld zijn op het ontvangstbewijs dat na de indiening van de premieaanvraag wordt verstuurd.

Bijkomende voorwaarden voor aangekochte runderen
Naast de zoogkoeien en vaarzen die op het bedrijf van de premieaanvrager zijn geboren,  komen ook aangekochte runderen in aanmerking voor de premie. Deze aangekochte zoogkoeien en vaarzen moeten wel steeds minstens één keer kalven op het bedrijf van de premieaanvrager (kalven = kalf dat werd geoormerkt en geregistreerd in Sanitel). Zoniet komen deze dieren niet in aanmerking voor de premie.

Aanhouden van een bestand dat is bestemd voor het opfokken van kalveren
De landbouwers die van de zoogkoeienpremie wensen te genieten,  moeten een zoogkoeienbestand aanhouden dat minimaal aan de onderstaande criteria voldoet. Deze criteria zullen zowel bij controles ter plaatse als bij administratieve controles op basis van de Sanitel-gegevens worden geverifieerd.

A) Productiviteit van de zoogkoeien in het zoogkoeienbestand (minimum aantal kalvingen)
Tussen 1 oktober 2011 en 30 september 2012 moet het aantal geboren,  geoormerkte en in Sanitel geregistreerde kalveren (vleesrastype of gemengd rastype) op het bedrijf van de premieaanvrager tenminste 70% bedragen van het minimum aantal zoogkoeien,  na het in rekening brengen van het aantal nodige kalveren voor de melkproductie.
Melkveehouders die ook dieren van het gemengde rastype op hun bedrijf hebben,  zullen er rekening moeten mee houden dat er een minimum aantal vereiste kalvingen wordt vooropgesteld in het kader van de melkproductie. Met andere woorden voor 70% van de nodige melkkoeien moet een kalf geboren zijn tussen 1 oktober 2011 en 30 september 2012. Indien onvoldoende kalveren van het melktype geboren zijn om aan deze 70% te voldoen,  zullen hiervoor ook kalveren van het gemengde type in aanmerking worden genomen. Die kalveren van het gemengde type komen dan niet langer in aanmerking voor de berekening van het aantal kalvingen in het kader van de vleesproductie.

Uitzonderingen:
• Voor landbouwers met minder dan 14 en meer dan 7 runderen (= zoogkoeien + vaarzen) bedraagt het verplichte percentage 60%;
• Voor landbouwers met ten hoogste 7 runderen bedraagt het verplichte percentage 50%.

B) Aanhouding van de vleeskalveren in het zoogkoeienbestand
Ten minste 50% van het aantal onder punt A berekende kalveren moet gedurende een minimumperiode van 3 maanden op het bedrijf worden aangehouden.

C) Uitzonderingen
Landbouwers die de minimumnormen inzake het aantal kalvingen en de aanhouding van kalveren als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden niet halen,  moeten dit tijdig,  spontaan en schriftelijk aan de afdeling Markt- en Inkomensbeheer melden en naar behoren motiveren. Deze melding moet in elk geval gebeuren vóór dat men van een vastgestelde onregelmatigheid in kennis werd gesteld.

Algemene voorwaarden
Randvoorwaarden
De premievoorwaarden worden conform de gewijzigde Europese regelgeving vanaf 1 januari 2005 uitgebreid met een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden bestaan uit :
• De beheereisen die voortvloeien uit 18 Europese richtlijnen en verordeningen die betrekking hebben op volksgezondheid,  diergezondheid,  gezondheid van planten,  milieu en dierenwelzijn;
• De normen inzake de goede landbouw- en milieucondities voor landbouwgrond met betrekking tot de bodemerosie,  de organische stof in de bodem,  de bodemstructuur en het minimale onderhoud,  de waterbescherming en het waterbeheer;
• De voorwaarde dat de totale oppervlakte blijvend grasland in Vlaanderen behouden moet blijven.
Aanvragers van rechtstreekse EU-steun (waaronder ook de zoogkoeienpremie) moeten al deze beheereisen en normen naleven.
Indien bij een controle wordt vastgesteld dat de landbouwer één of meerdere randvoorwaarden niet naleeft,  zal er afhankelijk van de ernst van de niet-naleving een korting op zijn totale rechtstreekse inkomenssteun (= bedrijfstoeslag + gekoppelde premies,  waaronder ook de zoogkoeienpremie) worden toegepast.

Specifieke voorwaarden voor het minimaal gebruik van het zoogkoeienquotum
De landbouwer die voor de campagne van het betrokken jaar geen 90% van zijn premierechten gebruikt,  zal het niet-gebruikte deel van het zoogkoeienquotum verliezen na de campagne van het betrokken jaar.
Uitzondering: De landbouwer die ten hoogste 7 premierechten bezit,  moet slechts één jaar op twee 90% van zijn quotum gebruiken. Als hij dit dus niet gedaan heeft in dit jaar,  is hij verplicht om in het volgend jaar wel 90% van zijn quotum te gebruiken,  anders verliest hij na het volgend jaar het niet-gebruikte deel van zijn quotum. Omgekeerd,  wanneer hij dit jaar wel 90% van zijn premierechten heeft gebruikt,  mag hij het volgend jaar minder dan 90% gebruiken zonder gevaar zijn quotum te verliezen.

Hoe kan een landbouwer opvolgen of hij voldoende dieren op zijn bedrijf heeft?
De landbouwer kan op het Veeportaal raadplegen hoeveel dieren eventueel in aanmerking komen voor de zoogkoeienpremie. Onder het menupunt ‘Extra’ kan men kiezen voor ‘Overzicht Rapporten’. Eén van de beschikbare rapporten is het premierapport. Dit rapport kan op elk moment opgevraagd worden en geeft een oplijsting van potentiële zoogkoeien,  potentiële vaarzen,  overige koeien en overige vaarzen. Deze lijst kan door de landbouwer gebruikt worden om bij indiening en tijdens de aanhoudingsperiode op te volgen hoeveel dieren er op het bedrijf aanwezig zijn.