Aanvraag voor zoogkoeienpremie – campagne 2013.

Vanaf 14 juni 2013 kan de zoogkoeienpremie aangevraagd worden. De indieningsperiode voor de aanvraag loopt tot en met 30 september 2013. In dit persbericht wordt een overzicht gegeven van de aanvraagprocedure en de belangrijkste voorwaarden. Alle voorwaarden zijn ook opgenomen in de toelichting bij de premieaanvraag, beschikbaar op de website.
De aandacht van de landbouwers wordt speciaal gevestigd op het belang van een correcte naleving van de identificatie en registratievoorwaarden voor runderen in Sanitel en het Veeportaal.
De tijdige (binnen 7 dagen) en correcte melding van elke geboorte, aankoop, vertrek en sterfte van een rund is een basisvoorwaarde voor de zoogkoeienpremie.  Niet-correcte of laattijdige melding maakt dat het rund niet meer voor de premie in aanmerking komt en er bovendien mogelijk een proportionele verlaging van de premie wordt toegepast voor de andere premiewaardige runderen.

De aanvraagprocedure in 2013
Zoals in 2012 hoeft de landbouwer in zijn aanvraag niet het aantal zoogkoeien en vaarzen in te vullen. Er worden geen dieren geselecteerd of weergegeven in het ontvangstbewijs. Het Agentschap voor Landbouw en Visserij zal na afloop van de aanhoudingsperiode bepalen hoeveel dieren in aanmerking komen voor uitbetaling van de premie.

Nieuw in 2013!
Vanaf deze campagne kan een premieaanvraag voor zoogkoeien op het e-loket ingediend worden met een memodatum die geldt als indieningsdatum.

Concreet betekent dit dat de premieaanvraag vanaf maandag 10 juni 2013 volledig ingevuld en ingediend kan worden met een memodatum die u vrij kunt kiezen. U kunt als memodatum een datum opgeven die valt in de periode van 14 juni 2013 tot en met 30 september 2013.

Vanaf de dag volgend op de memodatum start de aanhoudingsperiode van zes maanden.

De aanvraag kan uitsluitend via het e-loket (www.landbouwvlaanderen.be) ingediend worden. Het e-loket Landbouw en Visserij is 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 beschikbaar voor de landbouwers.

Om de aanvraag via het e-loket te kunnen indienen heeft de landbouwer de volgende zaken nodig: een computer, een internetverbinding, een kaartlezer, een geldige elektronische identiteitskaart (eID) en de pincode die bij de identiteitskaart hoort. Als de landbouwer niet over dergelijke zaken beschikt of als hij aarzelt om zijn aanvraag via het e-loket in te dienen, heeft hij nog een aantal andere mogelijkheden:
• De landbouwer kan een volmacht toekennen voor de indiening van zijn aanvraag via het e-loket. Die volmacht kan hij toekennen aan een persoon (bijvoorbeeld partner, buur, familielid) of aan een organisatie (bijvoorbeeld veevoederfirma, landbouwadviesbureau).
De toekenning van een volmacht is mogelijk met het daarvoor voorziene formulier dat beschikbaar is in de buitendiensten van het agentschap en op het e-loket.
• Indien de landbouwer begeleiding wenst bij het indienen van de premieaanvraag kan hij contact opnemen met de infolijn van zijn buitendienst. De nummers van de infolijn zijn terug te vinden op de contactpagina van het e-loket. De medewerkers van de infolijn begeleiden de landbouwer telefonisch bij het invullen van zijn/haar aanvraag.
• De landbouwer kan ook op de buitendienst terecht tijdens de bezoekuren om ter plaatse zijn aanvraag in te dienen. De medewerkers van de buitendienst helpen de landbouwer graag verder. De landbouwer moet dan zijn eID en de bijbehorende pincode meenemen naar de buitendienst.

Op de helppagina van het e-loket wordt stap voor stap uitgelegd hoe de aanvraag ingediend moet worden. Uitgebreide informatie over het indienen van de aanvraag en over de voorwaarden voor de premieaanvraag, is terug te vinden:
• op de website van Landbouw en Visserij
• in de toelichting bij de premieaanvraag voor zoogkoeien 2013

Welke gegevens moeten ingevuld worden in de premieaanvraag?
Verzamelaanvraag en aanhoudingsplaats van de dieren
De landbouwers zijn verplicht om alle landbouwgronden die ze gebruiken aan te geven via de verzamelaanvraag. De dieren mogen in principe alleen worden gehouden op weiden die de landbouwer zelf in zijn verzamelaanvraag heeft aangegeven. Een uitzondering kan worden toegestaan voor weiden die in het kader van inscharing in gebruik genomen zijn. De locatie van deze bijkomende weiden moeten worden vermeld in de aanvraag.

Werkelijk melkrendement  (alleen voor melkveehouders)
De landbouwers met een melkquotum moeten eerst over voldoende melkkoeien beschikken vooraleer ze in aanmerking kunnen komen voor de zoogkoeienpremie.
De referentiehoeveelheid melk die bij de berekening van het minimum aantal aan te houden melkkoeien wordt gehanteerd, is het melkquotum (leveringen en/of rechtstreekse verkopen) dat aan de landbouwer is toegekend op 31 maart 2013. Voor landbouwers die met ingang van 1 april hun melkquotum geheel of gedeeltelijk vrijgegeven hebben via het quotumfonds of overgedragen hebben aan andere landbouwers, respectievelijk overgenomen hebben van het quotumfonds of van andere landbouwers, wordt het nieuwe melkquotum op 1 april 2013 echter als referentie genomen.
Voor landbouwers die niet deelnemen aan de melkcontrole van de VRV wordt een theoretisch melkrendement van 6719 liter (6920 kg) in rekening gebracht.
De landbouwer die wenst dat voor de bepaling van de aan te houden melkkoeien rekening wordt gehouden met het gemiddelde werkelijke melkrendement, zoals vastgesteld bij de officiële melkcontrole van zijn melkveestapel ('MPR' of 'MelkProductieRegistratie' genoemd), moet dit werkelijke melkrendement in zijn aanvraag vermelden.

Het MPR-JAAROVERZICHT van 2012 kan bij de aanvraag toegevoegd worden op het e-loket. Op die manier is het document elektronisch ingediend en wordt het ook op het e-loket bij de ingediende aanvraag bewaard. Als het document niet bij de aanvraag opgeladen wordt, kan het ook per post of per fax aan de buitendienst bezorgd worden.

Voor landbouwers die pas tijdens het laatste jaar gestart zijn met de melkcontrole en dus nog niet over een volledige jaaruitslag beschikken, of voor landbouwers die zeer recent een belangrijke hoeveelheid melkquotum hebben bijgekocht, kan bij uitzondering een gedeeltelijke uitslag van de melkcontrole worden aanvaard, op voorwaarde dat die gedeeltelijke uitslag minimaal 6 controles of een periode van 6 maanden omvat. In dit geval moeten alle MPR-uitslagen van de laatste 6 controles of laatste 6 maanden aan de aanvraag worden toegevoegd. Het “Rollend Jaargemiddelde (per koe)” van de meest recente MPR-uitslag kan dan als werkelijk melkrendement worden aanvaard.

Wat na de elektronische aanvraag?
Kort nadat hij de aanvraag heeft ingediend, krijgt de landbouwer een ontvangstbewijs waarop de aanhoudingsperiode staat vermeld en eventueel het aantal koeien dat noodzakelijk is voor de productie van het melkquotum. Na afloop van de aanhoudingsperiode zal het agentschap bepalen hoeveel dieren aan alle voorwaarden voor de premie hebben voldaan.

De sleutelvoorwaarde van de procedure is de informatie van de runderen in Sanitel. Het is dan ook van cruciaal belang dat de premieaanvragers hun Sanitel-verplichtingen strikt naleven, in het bijzonder het CORRECT en TIJDIG melden van alle wijzigingen binnen de veestapel (geboortes, aankopen, verkopen, sterftes,…). 

Let op!
Als een melding niet tijdig binnen de 7 dagen is gebeurd, kan dat als gevolg hebben dat één of meerdere dieren als niet-premiewaardig worden beschouwd. Dat heeft tot gevolg dat niet alle premies zullen uitbetaald worden en het kan eventueel leiden tot geheel of gedeeltelijk verlies van premierechten voor zoogkoeien.
Als wordt vastgesteld dat, al dan niet opzettelijk, foutieve of laattijdige informatie aan Sanitel wordt gemeld, dan kan de premietoekenning via dit aanvraagsysteem niet worden gegarandeerd en zullen bij vaststelling sancties worden getroffen. Een meer gedetailleerde beschrijving van de aanvraagprocedure voor de zoogkoeienpremie is weergegeven in een toelichtingnota. Ook bij de medewerkers van de provinciale buitendiensten van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer kan men steeds met specifieke vragen of voor meer informatie terecht.

Premievoorwaarden
De premievoorwaarden zijn dezelfde gebleven ten opzichte van vorig jaar. De belangrijkste voorwaarden worden hier opgesomd. Voor een volledig overzicht van de premievoorwaarden en overige verplichtingen wordt naar de toelichting bij de premieaanvraag verwezen.

Aanhoudingsperiode en verhouding zoogkoeien/vaarzen
De landbouwer moet op datum van indiening van de premieaanvraag minstens het aantal zoogkoeien en vaarzen waarvoor hij premie wenst te ontvangen, op het bedrijf aanwezig hebben.  Dit aantal moet de landbouwer aanhouden op zijn bedrijf gedurende een periode van minstens 6 maanden vanaf de dag volgend op de dag van de indiening van de aanvraag. Het percentage aan te houden zoogkoeien moet steeds ten minste 60% bedragen van het totaal aantal runderen. Er kunnen dus maximum 40% vaarzen voor de premie in aanmerking komen.
Tijdens de aanhoudingsperiode is het toegestaan om zoogkoeien en vaarzen die het bedrijf verlaten, te vervangen. De landbouwers moeten er bij deze vervangingen op toezien dat ze steeds aan het minimumpercentage van 60% zoogkoeien blijven voldoen. Iedere vervanging dient binnen de 20 dagen volgend op het vertrek te worden uitgevoerd en vóór het einde van de aanhoudingsperiode.
In de tabel achteraan de toelichting wordt weergegeven hoeveel het minimale aantal zoogkoeien en het maximale aantal vaarzen bedraagt voor een bepaald aantal runderen. Die tabel is ook te raadplegen op de website.

Aanhoudingsperiode melkkoeien
Tijdens de volledige aanhoudingsperiode van 6 maanden moeten steeds voldoende melkkoeien worden gehouden. Dit minimum aantal melkkoeien zal vermeld zijn op het ontvangstbewijs dat na de indiening van de premieaanvraag wordt verstuurd. Een eventueel tekort aan melkkoeien tijdens de aanhoudingsperiode zal opgevuld worden met zoogkoeien die hierdoor niet meer premiewaardig zijn.

Bijkomende voorwaarden voor aangekochte runderen
Naast de zoogkoeien en vaarzen die op het bedrijf van de premieaanvrager zijn geboren, komen ook aangekochte runderen in aanmerking voor de premie. Deze aangekochte zoogkoeien en vaarzen moeten wel steeds minstens één keer kalven op het bedrijf van de premieaanvrager (kalven = kalf dat werd geoormerkt en geregistreerd in Sanitel). Anders komen deze dieren niet in aanmerking voor de premie.

Aanhouden van een bestand dat is bestemd voor het opfokken van kalveren
De landbouwers die de zoogkoeienpremie wensen te genieten, moeten een zoogkoeienbestand aanhouden dat minimaal aan de onderstaande criteria voldoet. Deze criteria zullen bij administratieve controles op basis van de Sanitel-gegevens worden geverifieerd.

A) Productiviteit van de zoogkoeien in het zoogkoeienbestand (minimum aantal kalvingen)
Tussen 1 oktober 2012 en 30 september 2013 moet het aantal geboren, geoormerkte en in Sanitel geregistreerde kalveren (vleesrastype of gemengd rastype) op het bedrijf van de premieaanvrager ten minste 70% bedragen van het minimum  aantal zoogkoeien, na het in rekening brengen van het aantal nodige kalveren voor de melkproductie.
Melkveehouders die ook dieren van het gemengde rastype op hun bedrijf hebben, zullen er rekening mee moeten houden dat er een minimum aantal vereiste kalvingen wordt vooropgesteld in het kader van de melkproductie. Met andere woorden, voor 70% van de nodige melkkoeien, moet een kalf geboren zijn tussen 1 oktober 2012 en 30 september 2013. Indien onvoldoende kalveren van het melktype geboren zijn om aan deze 70% te voldoen, zullen hiervoor ook kalveren van het gemengde type in aanmerking worden genomen. Die kalveren van het gemengde type komen dan niet langer in aanmerking voor de berekening van het aantal kalvingen in het kader van de vleesproductie.

Uitzonderingen:
• Voor landbouwers met minder dan 14 en meer dan 7 runderen (= zoogkoeien + vaarzen)  bedraagt het verplichte percentage 60%;
• Voor landbouwers met ten hoogste 7 runderen bedraagt het verplichte percentage 50%.

B) Aanhouding van de vleeskalveren in het zoogkoeienbestand
Ten minste 50 % van het aantal onder punt A berekende kalveren moet gedurende een minimumperiode van 3 maanden op het bedrijf worden aangehouden.

C) Uitzonderingen
Landbouwers die de minimumnormen betreffende het aantal kalvingen en de aanhouding van kalveren als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden niet halen, moeten dit tijdig, spontaan en schriftelijk aan de afdeling Markt- en Inkomensbeheer melden en naar behoren motiveren.
Deze melding moet in elk geval gebeuren vóór dat men van een vastgestelde onregelmatigheid in kennis werd gesteld.

Algemene voorwaarden
Randvoorwaarden
De premievoorwaarden worden conform de gewijzigde Europese regelgeving vanaf 1 januari 2005 uitgebreid met een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden bestaan uit:
• De beheerseisen die voortvloeien uit 18 Europese richtlijnen en verordeningen die betrekking hebben op volksgezondheid, diergezondheid, gezondheid van planten, milieu en dierenwelzijn;
• De normen betreffende de goede landbouw- en milieucondities voor landbouwgrond met betrekking tot de bodemerosie, de organische stof in de bodem, de bodemstructuur en het minimale onderhoud, de waterbescherming en het waterbeheer;
• De voorwaarde dat de totale oppervlakte blijvend grasland in Vlaanderen behouden moet blijven.
Aanvragers van rechtstreekse EU-steun (waaronder ook de zoogkoeienpremie) moeten al deze beheerseisen en normen naleven.
Indien bij een controle wordt vastgesteld dat de landbouwer één of meerdere randvoorwaarden niet naleeft, zal er afhankelijk van de ernst van de niet-naleving een korting op zijn totale rechtstreekse inkomenssteun (= bedrijfstoeslag + gekoppelde premies, waaronder ook de zoogkoeienpremie) worden toegepast.

Specifieke voorwaarden voor het minimaal gebruik van het zoogkoeienquotum
De landbouwer die voor de campagne van het betrokken jaar geen 90% van zijn premierechten gebruikt, zal het niet-gebruikte deel van het zoogkoeienquotum verliezen na de campagne van het betrokken jaar.
Uitzondering: De landbouwer die ten hoogste 7 premierechten bezit, moet slechts één jaar op twee 90% van zijn quotum gebruiken. Als hij dit dus niet gedaan heeft in dit jaar, is hij verplicht om in het volgend jaar wel 90% van zijn quotum te gebruiken, anders verliest hij na het volgend jaar het niet-gebruikte deel van zijn quotum. Omgekeerd, wanneer hij dit jaar wel 90% van zijn premierechten heeft gebruikt, mag hij het volgend jaar minder dan 90% gebruiken zonder gevaar zijn quotum te verliezen.
De landbouwer moet er zich bewust van zijn dat de 90% benutting van zijn premierechten voor zoogkoeien moeten gebeuren voor iedere dag van zijn aanhoudingsperiode en niet alleen op datum van indiening van zijn aanvraag.

Hoe kan een landbouwer opvolgen of hij voldoende dieren op zijn bedrijf heeft?
De landbouwer kan op het Veeportaal raadplegen hoeveel dieren eventueel in aanmerking komen voor de zoogkoeienpremie. Onder het menupunt ‘Extra’ kan men kiezen voor ‘Overzicht Rapporten’. Eén van de beschikbare rapporten is het premierapport. Dit rapport kan op elk moment opgevraagd worden en geeft een opsomming van potentiële zoogkoeien, potentiële vaarzen, overige koeien en overige vaarzen. Deze lijst kan door de landbouwer gebruikt worden om bij indiening en tijdens de aanhoudingsperiode op te volgen hoeveel dieren er op het bedrijf aanwezig zijn.