Uitrijregeling mest aangepast.

Met de aanpassing van het mestdecreet in 2011 is ook de uitrijregeling van meststoffen op een aantal punten veranderd. Afhankelijk van het bodemtype, de teelt en de mestsoort verschilt de wettelijk toegelaten periode om te bemesten. Ook voor percelen met derogatie geldt een specifieke regeling. De bepalingen worden hierna opgesomd.

Uitrijregeling op derogatiepercelen
Het is toegelaten om dierlijke mest (enkel derogatiemest), andere meststoffen en kunstmest toe te dienen vanaf 16 februari tot en met 31 augustus.
Op derogatiepercelen moet minstens 2/3 van de derogatiemest vóór 31 mei worden opgebracht, met uitzondering van rechtstreekse bemesting door beweiding.

In de brochure Derogatievoorwaarden 2012 vindt u meer informatie over o.a. de  voorwaarden inzake teelten, mestsoorten, bemesting, graslandbeheer, mest- en bodemanalyses, bemestingsplan en bemestingsregister.

Uitrijregeling op niet-derogatiepercelen
Op zware kleigronden is het toegelaten om:
• dierlijke mest toe te dienen vanaf 16 februari tot en met 14 oktober
• stalmest en champost toe te dienen vanaf 16 januari tot en met 14 november
• andere meststoffen en kunstmest toe te dienen vanaf 16 februari tot en met 31 augustus.
Percelen blijvend grasland in zware kleigrond bemesten kan maar tot en met 31 augustus (ongeacht mestsoort) met uitzondering van begrazing.

Op alle andere gronden is het toegelaten om:
• dierlijke mest, andere meststoffen en kunstmest toe te dienen vanaf 16 februari tot en met 31 augustus
• stalmest en champost toe te dienen vanaf 16 januari tot en met 14 november
Voor het toedienen van meststoffen met trage N-vrijstelling of met lage N-inhoud op niet-derogatiepercelen, is er geen verbodsperiode op voorwaarde dat:
• het meststoffen met trage N-vrijstelling of met lage N-inhoud betreft, en de producent van deze meststoffen een geldig attest tot afwijking van het rijverbod heeft
• er een kopie van het attest aanwezig is bij het transport en de toediening. Hierop moet ook het nummer van het corresponderende mesttransportdocument vermeld worden
• de onderstaande gebruiksvoorwaarden worden gerespecteerd:
soort meststof  maximale dosering gedurende verbodsperiode  aanwezigheid gewas
trage N-vrijstelling  30 kg minerale N/ha  gewas aanwezig of binnen 30 dagen na toediening mest ingezaaid of geplant
lage N-inhoud  30 kg N/ha (waarvan 10 kg minerale N/ha)  gewas aanwezig bij toediening

Extra voorwaarden bij bemesting na een hoofdteelt
Voor akkers gelden bijkomende voorwaarden voor het toedienen van vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen na de oogst van de hoofdteelt en dit zowel voor derogatie- als niet-derogatiepercelen.

Op zware kleigronden moet u een nateelt inzaaien als u nog vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen wilt toedienen na de oogst van de hoofdteelt. Als de nateelt een vanggewas is, moet dat vanggewas binnen de 15 dagen na de bemesting ingezaaid worden.

Op alle andere gronden moet u één van de volgende maatregelen toepassen als u nog vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen wilt toedienen na de oogst van de hoofdteelt:
• een groente van groep I, II of III als nateelt inzaaien (de indeling van de groenten staat achteraan in de brochure normen en richtwaarden 2012
• uiterlijk op 31 juli een nateelt inzaaien
• een vanggewas inzaaien na 31 juli en uiterlijk op 31 augustus. In dit geval is de toegelaten hoeveelheid stikstof beperkt tot maximum 60 kg N/ha voor dierlijke mest en andere meststoffen of tot maximum 30 kg N/ha voor kunstmest of effluenten van de mestverwerking.
Een vanggewas is één van de volgende teelten: gele mosterd, bladrammenas, Facelia, Tagetes, voederkool, bladkool, festulolium, Niger, gras, Japanse haver, zomerhaver of snijrogge.

Steile hellingen
Op steile hellingen met een stijgingspercentage hoger dan of gelijk aan 15 % mag niet bemest worden. Begrazing is uiteraard wel mogelijk.

Bijlage(n) :
+ Voorwaarden_derogatie_2012.pdf