Gevolgen van de droge weersomstandigheden voor diverse steunmaatregelen en voor de mestbankverplicht
Hoofd- en nateelt in het kader van de basisbetaling, vergroeningspremie en Mestbank
Als een hoofdteelt schade geleden heeft maar toch blijft staan op het perceel, moet de landbouwer niets veranderen aan zijn verzamelaanvraag.
Ook als de initiële hoofdteelt vernield is, niet kon ingezaaid worden of niet opgekomen is en vervangen wordt door een andere hoofdteelt, is de landbouwer niet verplicht om zijn hoofdteelt aan te passen in de verzamelaanvraag. De landbouwer dient in dit geval wel te zorgen dat hij over een bewijsstuk beschikt.
De landbouwer is ook niet verplicht om de eventuele nieuwe teelt als nateelt op te geven. Als de landbouwer zijn nieuwe hoofdteelt toch als nateelt opgeeft, zal deze teelt ook enkel en alleen beschouwd worden als nateelt.
Let wel, ook al is het niet verplicht om de hoofdteelt te wijzigen, kan de landbouwer er wel voor opteren om de wijzigingen door te voeren in zijn verzamelaanvraag. In dit geval dient de landbouwer rekening te houden met de uiterste wijzigingsdata voor teelten. De hoofdteelt kan in de verzamelaanvraag gewijzigd worden tot uiterlijk 31 augustus; de nateelt kan gewijzigd worden tot 31 december. Beide administraties raden aan om de wijzigingen zo snel mogelijk door te geven.
Uw groenbedekker die of vanggewas dat als nateelt zal ingezaaid worden in het kader van ecologisch aandachtsgebied, kan ook tijdens de aanhoudingsperiode gebruikt worden als voedergewas. Onder strikte voorwaarden kan een groenbedekker of vanggewas namelijk geoogst, gemaaid of begraasd worden tijdens de aanhoudingsperiode. De voorwaarden zijn de volgende:
· de groenbedekker kan voldoende vroeg ingezaaid worden, namelijk na een vroege oogst van de hoofdteelt. Op die manier heeft de groenbedekker de mogelijkheid om zich voldoende te ontwikkelen;
· na het oogsten van de groenbedekker moet er wel nog voldoende gewas aanwezig blijven zodat de groenbedekker in staat blijft zijn functies te vervullen, namelijk het zorgen voor:
o de opname van nutriënten uit het bodemprofiel;
o het bedekken van de bodem.
Gevolgen in het kader van het Mestdecreet
De landbouwer bekijkt het best voor zijn bedrijf of hij het teeltplan beter bijstuurt of niet, eveneens in functie van zijn rechten en plichten in het kader van het Mestdecreet.
Bemestingsnormen en bedrijfsafzetruimte
De bemesting is gebeurd vóór de extreme weersomstandigheden en in functie van de bedoelde hoofdteelt. Daarom zal het voor de vaststelling van de bemestingsrechten en voor de berekening van de bedrijfsafzetruimte (incl. derogatiebemesting) aangewezen zijn om de initiële hoofdteelt niet te wijzigen. Rechten én plichten in het kader van het Mestdecreet worden bepaald en opgelegd in functie van de uiteindelijk aangegeven voor-, hoofd- en nateelt.
Derogatiebedrijven
De droogte levert geen problemen op voor het naleven van de derogatievoorwaarden die betrekking hebben op de bemesting van derogatiepercelen (bijvoorbeeld 2/3 van de bemesting uitvoeren voor 31 mei). Derogatie kan dan ook niet worden ingetrokken, ook niet op perceelsniveau. Er kunnen ook geen nieuwe derogatiepercelen aangeduid worden. Het naleven van de voorwaarden inzake graslandbeheer met betrekking tot het scheuren van grasland (verboden na 31 mei), dat geldt op alle graslandpercelen van het derogatiebedrijf, kan wel in het gedrang komen als de droogte aanhoudt. Als vanwege de aanhoudende droogte het grasland zich niet meer zou herstellen waardoor de landbouwer noodgedwongen zijn grasland nog moet vernieuwen, dan mag dit uiterlijk tot 1 oktober. Vernieuwen van grasland in het najaar gebeurt bij voorkeur in september, zowel vanuit landbouwkundig als milieukundig oogpunt. De landbouwer moet hiervoor geen code BGG aangeven.
Verplichte stikstofstalen voor groenten van groep I en groep II, sierteelt, boomkweek en aardbeien
Om het verplicht aantal te nemen stikstofstalen met bemestingsadvies voor de teelten groenten groep I en II, boomkweek, sierteelt en aardbeien te bepalen, wordt gekeken naar de teeltencombinatie van de percelen zoals aangegeven in de verzamelaanvraag. Als deze teelten niet meer kunnen worden ingezaaid of als deze niet zijn opgekomen, dan moet het teeltplan in de verzamelaanvraag gewijzigd worden. Zo niet telt het perceel mee in de evaluatie van de verplichte stikstofstalen.
Nitraatresiducampagne 2017 en drempelwaarden
De Mestbank selecteert de percelen voor een nitraatresidubepaling en brengt de landbouwers hiervan op de hoogte rond 15 september. De landbouwers krijgen vervolgens tot 29 september de tijd om percelen met teeltschade of oogstmislukking als gevolg van de droogte, samen met de bewijsstukken, te melden aan de Mestbank. In dat geval kunnen een of meerdere vervangpercelen aangeduid. Vooral voor de bedrijfsevaluatie is het immers essentieel dat alle nitraatresidutypes vertegenwoordigd zijn in de selectie. Nadien kan een te hoog nitraatresidu niet meer geannuleerd worden vanwege teeltschade of oogstmislukking, ook al kan de landbouwer dan nog bewijsstukken voorleggen. De landbouwer heeft er dus alle belang bij om de percelen met teeltschade of oogstmislukking onmiddellijk bij de bekendmaking van de selectie kenbaar te maken, samen met de nodige bewijsstukken.
De nitraatresidudrempelwaarden worden bepaald overeenkomstig de hoofdteelt of de nateelt voor de specifieke teelten (groenten groep I, II en III, fruit, sierteelt, boomkweek, aardbeien, spruitkolen en graszoden) zoals uiteindelijk aangegeven in de verzamelaanvraag.
Wat bij controle ter plaatse in het kader van de steunmaatregelen of het Mestdecreet?
In het kader van de verzamelaanvraag moet de landbouwer geen voorafgaandelijke melding doen van de gevolgen van de teeltschade op zijn percelen. Hij moet er echter wel voor zorgen dat hij beschikt over de nodige bewijsstukken als de teelt afwijkt van de aangegeven teelt. Dit is bij voorkeur een verslag van de schattingscommissie, maar ook verslagen van gemeentelijke ambtenaren of duidelijke foto’s kunnen als bewijs dienen. Het spreekt voor zich dat een verslag van de schattingscommissie voor de minste discussie zal zorgen. Dit bewijsstuk zal voorgelegd moeten worden bij een eventuele controle ter plaatse.
Als er bij de landbouwer een volledige controle ter plaatse gebeurt in het kader van de basisbetaling en/of vergroening, en er wordt daarbij een hoofdteelt vastgesteld die niet aangegeven was in de verzamelaanvraag, dan moet de landbouwer het bewijs kunnen voorleggen dat de geplande hoofdteelt niet kon worden ingezaaid of door de droogte geheel of gedeeltelijk mislukt is. Dit bewijs wordt dan aanvaard in het kader van overmacht door weersomstandigheden.
Er gebeuren ook veldbezoeken naar aanleiding van controles met satellietbeelden van percelen (teledetectie). Bij dergelijke controles is er geen contact met de landbouwer. In dat geval zullen bewijzen van niet-inzaai of eventuele andere hoofdteelt door de droogte nadien moeten overgemaakt worden aan de diensten van het Departement Landbouw en Visserij. Dit zal dan moeten gebeuren nadat de landbouwer het controleverslag heeft ontvangen.
Door de situatie te erkennen als overmacht, wordt de initieel aangegeven teelt aanvaard voor de bepaling van het recht op de steun en voor de rechten en plichten in het kader van het Mestdecreet.
Gevolgen voor de agromilieuklimaatmaatregelen vlinderbloemigen en mechanische onkruidbestrijding
Als door de droge weersomstandigheden de teelt van de vlinderbloemigen mislukt is of de mechanische onkruidbestrijding niet kan worden toegepast, mag de teeltcode behouden blijven in de aangifte. De bijkomende bestemming ‘VLI’ of ‘MOB’ moet echter wel in de verzamelaanvraag verwijderd worden van de betreffende percelen. Dit moet zo snel mogelijk, uiterlijk op 14 juli, en zeker voor eventuele controle ter plaatse gebeuren. De landbouwer moet ook aan zijn buitendienst melden dat hij zijn verbintenisvoorwaarden niet kon naleven door de droge weersomstandigheden. Om de administratieve overlast te beperken moet deze melding niet gestaafd zijn door een bewijs. De betrokken landbouwers werden hierover ook persoonlijk geïnformeerd via e-mail.
Omdat de maatregel niet werd uitgevoerd, zal ook geen premie uitbetaald worden voor deze percelen. De agromilieuverbintenis wordt wel behouden en zal niet stopgezet worden als gemeld wordt dat de landbouwer zijn verbintenis niet kon nakomen wegens de weersomstandigheden. Er zal voor deze gevallen ook geen sanctie worden toegekend indien door het verwijderen van de bijkomende bestemming de aangegeven oppervlakte kleiner zou zijn dan de verbintenisoppervlakte.
Als de bijkomende bestemming niet werd verwijderd uit de verzamelaanvraag en bij een eventuele controle ter plaatse worden inbreuken vastgesteld, zullen sancties worden toegepast. Mogelijk wordt de verbintenis daarbij ook stopgezet en wordt de al uitbetaalde steun in het kader van de verbintenis teruggevorderd.
Gevolgen voor de beheerovereenkomsten
Uit de meldingen die de dienst Beheerovereenkomsten ontving, blijkt dat de inzaai van heel wat (gemengde) grasstroken en faunavoedselgewassen als gevolg van de aanhoudende droogte geheel of gedeeltelijk is mislukt. De problemen variëren daarbij van een verminderde opkomst, over een sterke veronkruiding, tot het volledig mislukken van de aanleg. De landbouwers die een beheerovereenkomst met inzaai hebben lopen, werden er al via e-mail op gewezen dat zij een slechte opkomst uiterlijk op 30 juni schriftelijk dienen te melden aan hun bedrijfsplanner. VLM staat dit jaar uitzonderlijk ook een aantal afwijkingen op het voorgeschreven beheer toe. Ook dit werd via e-mail meegedeeld aan de betrokken landbouwers. VLM raadt landbouwers ten slotte aan om voor hun beheerovereenkomsten faunavoedselgewas teeltcode 98 (faunamengsel) te gebruiken in hun verzamelaanvraag.
Voor vragen hierover kunnen landbouwers steeds terecht op www.vlaanderen.be/landbouw, bij de buitendienst van de afdeling Inkomenssteun van het Departement Landbouw en Visserij of bij de Mestbank.